Handschrift | Keuzes die je kunt maken: |
Als eerste klas leerkracht heb je vanaf de eerste dag met een heel pakket aan keuzes te maken wat betreft het aanvankelijk lezen en schrijven. Veel beginnende leerkrachten worden overvallen door de veelheid aan beslismomenten en de consequenties die een toevallig genomen besluit later in het jaar blijkt te hebben voor het verdere lees- en schrijfonderwijs. Aan alles wat je aanbiedt ligt een keuze ten grondslag. Zo is het lettertype dat je gebruikt in de letterbeelden van invloed op de teksten die de kinderen het eerst kunnen gaan lezen. Zo is bijvoorbeeld ook het lettertype dat je kiest om te schrijven bepalend voor het moment waarop de kinderen in staat zullen zijn om communicatief te zijn op papier, of is de richting waarmee je de kinderen aanleert om de rechte en de gebogen lijnen te vormen van invloed op de mate waarin ze de letters makkelijk zullen kunnen ‘natekenen’.
We bouwen dit hoofdstuk zo op dat we steeds beschrijven wat in een periode aan bod kan komen en welke keuzes daarbij gemaakt kunnen worden. We hopen iedereen argumenten te geven om tot een gefundeerd besluit te komen. We hebben er voor gekozen om geen eenduidig advies te geven, omdat aan ieder voordeel ook een nadeel kleeft. We spreken soms onze voorkeur uit, maar bespreken ook de andere opties. Alleen de optie om in drie jaar tijd drie handschriften aan te leren hebben we niet opgenomen in de keuzes, omdat we van mening zijn dat het voor iedereen inmiddels duidelijk is dat dit tot teveel verwarring leidt, zowel bij taalbegaafde als bij taalzwakke leerlingen.
Hieronder volgt een overzicht van de doelen die in de eerste klas gehaald zouden moeten worden. We hebben enkele doelen zoals geformuleerd in de taalleerlijn en het leerlingvolgsysteem van de begeleidingsdienst voor vrijescholen samengenomen, omdat er soms sprake was van overlap. Naast deze doelen zijn er natuurlijk ook de doelen voor het mondelinge taalgebruik en de taalbeschouwing. Die laten we hier nu even buiten.
visueel
auditief
technisch lezen en schrijven, begin spelling
Lezen, leesmotivatie en begrijpend lezen
Schrijven, schrijfmotivatie en schrijven van eigen teksten
Een voorbeeldje uit de eerste klas. De lerares schreef de woorden, Martijn trok ze over en tekende erbij wat het was. De lerares wist nu zeker dat Martijn de woorden kon lezen.
Tekstsoorten die geschikt zijn om in de eerste en tweede klas te laten schrijven
vanaf klas 1 uitnodiging puntenlijstje boodschappenlijstje mini advertentie ansichtkaart woordketting associatie ketting spinnenweb |
vanaf klas 2: eenvoudig recept tekst vanuit een gegeven perspectief ervaringstekst elfje achternamen raadsel dialogen tekst naar aanleiding van afbeeldingen |
Handschrift
Direct op de eerste schooldag spreekt de leerkracht met de kinderen over rechte en de gebogen lijnen -de rechte en de kromme- en laat de kinderen deze bewegingen op alle mogelijke manieren ervaren. Ze tekenen de lijnen in de lucht, ze lopen de vormen, ze maken de vormen na in hun gebaren, ze staan recht en krom, ze tekenen de lijnen in zand, op het bord, op papier. Daarmee leren de kinderen de bewegingen kennen die aan ons schrijven ten grondslag liggen. Met andere woorden: ze oefenen de motorische vaardigheden, door een zintuig voor de oerprincipes van het schrijven te ontwikkelen. De kinderen voelen als het ware van binnen mee hoe verschillend een gebogen lijn is van een rechte, hoe anders een beweging is die van boven naar beneden wordt gemaakt dan een die van beneden naar boven wordt gevormd. In deze periode leren de kinderen de schrijfrichting aan (en ook leesrichting) door steeds van links naar rechts te werken en van boven naar beneden op het blad. Aanvankelijk maken ze alle vormen groot en ook echt uitsluitend van links naar rechts en van boven naar beneden. Later leren kinderen ook vloeiende doorgaande bewegingen maken die wel van beneden naar boven worden gevormd. Dan is van boven naar beneden meer van toepassing geworden op de bladspiegel; we schrijven altijd de eerste regel bovenaan en de volgende eronder. Daarnaast leidt de leerkracht de kinderen in deze periode de geletterde wereld in, door hen de letterbeelden aan te bieden, de eerste klank-tekenkoppeling komt tot stand. De b die eerst een beer was, wordt een berenletter en wordt tot kale klank [b]. De m van mond hoort opeens bij de mantel van Maria. Een abstractie voor kinderen die in beelden denken en nu opeens naar aspecten van woorden leren luisteren die niet in de beeldenwereld thuishoren, maar in een klankwereld. Het schrijven in deze periode heeft nog een sterk nateken karakter. Weinig kinderen hebben al de motorische vaardigheden om echt met vormkracht een letter te kunnen maken. De oefeningen met rechte en gebogen lijnen zijn daarom belangrijker dan de oefeningen in het schrijven van de letters zelf. Het lezen in deze eerste periode bestaat meestal uit het kunnen verklanken (kunnen lezen) van de verschillende letters. Daarnaast leren kinderen hen bekende teksten ‘meelezen’ , ze herkennen bekende woorden daarin en kunnen die vaak ook al los ‘lezen’. Afhankelijk van hun tempo, voorkennis en vermogen leren kinderen daarnaast soms al om uit de losse segmenten, de letters die ze hebben geleerd te herkennen, nieuwe woorden te ontsleutelen. Ze leren om van die losse klanken zelf woorden te vormen en ontdekken dat een tekst een blijvend karakter heeft, wanneer verschillende mensen hun eigen teksten kunnen lezen.
Keuzes van de leerkracht in deze periode
Hoe ga ik het noemen? De rechte en gebogen of de rechte en de kromme?
Het is handig om eenduidig vocabulaire aan te leggen bij het schrijfonderwijs en het is aan te bevelen om dit schoolbreed af te stemmen. Iedere vakleerkracht kan in de lessen hieraan refereren en wanneer het taalgebruik gelijk is ervaren de kinderen de samenhang in de vormen en bewegingen sterker.
Ga ik in deze periode uitsluitend van boven naar beneden en van links naar rechts werken, of besteed ik ook al aandacht aan doorgaande bewegingen?
Wanneer je ervoor kiest om al snel naar het lopende schrift te gaan en de letters vloeiend te gaan laten natekenen, is het aan te bevelen om in deze periode ook al doorgaande bewegingen te oefenen. Lemniscaten en andere doorgaande gesloten vormen hebben een harmoniserende werking op de ademhaling en de zijn daarom een goede oefening voor onrustige klassen.
Wanneer je ervoor kiest om in de eerste fase van het schrijven (de natekenfase) de kapitalen of de drukletters aan te bieden, kan je beter alleen van boven naar beneden en van links naar rechts laten werken. Je zou in dat geval in de vormtekenlessen in de periode erna aandacht kunnen besteden aan vloeiendheid en doorgaande bewegingen. Het is niet aan te raden om hiermee te wachten tot het einde van het schooljaar, omdat er dan al teveel gewoontevorming en druk kan zijn ontstaan en het moeilijk kan zijn om vloeiendheid van bewegen weer te stimuleren.
Laat ik kapitalen, drukletters of schrijfletters natekenen?
Wij zijn van mening dat je zoveel mogelijk moet automatiseren wat je later ook daadwerkelijk geautomatiseerd wil hebben. In de eerste fase van het schrijven ben je echter nog niet echt bezig met automatiseren en motorische inprenting. Het schrijven heeft nog meer het karakter van tekenen. Iedere kind heeft daarvoor een eigen tempo. De een tekent nog lang na, de ander ontwikkelt in korte tijd een karakteristieke manier van het vormen van de letters; haast een eigen handschrift. Zolang er nog wordt nagetekend en de vormen worden afgetast en herkend als basis vormen, maakt het niet uit wat je de kinderen vraagt te schrijven. Echter, juist omdat ieder kind daarin een eigen tempo heeft, is het niet verstandig om gedurende het hele jaar in de eerste klas in kapitalen te laten schrijven. Teveel kinderen zullen deze dan al geautomatiseerd hebben en de enkeling die dat niet heeft, heeft vermoedelijk juist problemen met het herkennen van letters en heeft er daarom ook baat bij dat de letters die worden aangeleerd ook bij het lezen kunnen worden herkend.
Voordeel van de kapitalen in de eerste periode is dat iedere letter even groot is. Ze zijn erg goed na te tekenen. Ze bestaan uit rechte en kromme lijnen. Ze worden uitsluitend van boven naar beneden en van links naar rechts gevormd. Ze hebben een sterk beeld karakter. Kinderen leren ze vaak heel mooi maken. Nadeel van de start in kapitalen is dat de kinderen later in het jaar de letters heel anders moeten leren schrijven dan ze in het begin hebben geoefend en de snelle automatiseerders
dan te snel moeten omschakelen. Nadeel is ook dat de kinderen de letters in de boeken niet veel tegen komen. Het is moeilijker een combinatie te maken van starten in kapitalen en dan overgaan op het lopende schrift, dan van starten in drukletters en dan overgaan op het lopende schrift.
Dat maakt de keuze logisch om de kinderen in deze fase drukletters te laten natekenen die sterk lijken op de vormen van de letters van het lopende schrift. Het voordeel van deze letters boven de letters van het lopende schrift is dat ze nog steeds meer tekenkarakter hebben en dat ze makkelijker te vormen zijn. Ze bestaan uit rechte en kromme lijnen. Het voordeel is ook dat ze gelijk zijn aan de leesletters; de kinderen kunnen ze direct in de boeken herkennen. Een leerkracht zou kunnen beginnen met de veelvoorkomende drukletters die sterk verwant zijn aan de kapitalen (k, p, s, v, w, z).
Kapitalen en drukletters
Verderop in het jaar kan de overstap makkelijker worden gemaakt naar de letters van het lopende schrift. Ons advies is om bij deze keuze met de introductie van de b en de r te wachten tot in de fase waarin de kinderen direct het lopende schrift krijgen aangeboden, omdat deze letters in beide handschriften anders worden gevormd qua schrijfrichting.
Schrijfrichting ongelijk
Dit geldt in mindere mate ook voor de letters k, l, t en f.
Schrijfrichting gelijk
Nadeel van het schrijven in drukletters is dat de vormen meer op elkaar lijken dan bij beide andere lettertypes (vooral bij de letters b, d, p en q) en dat ze daardoor meer abstract zijn.
Spiegeling
Nadeel is ook dat er letters zijn die later boven en onder de schrijflijn uit moeten komen; de verhoudingen zijn moeilijker te maken. Ons advies is om daar in de eerste tijd geen aandacht aan te besteden. Als de kinderen in de vingers hebben hoe de vormen vanuit de beweging op het papier ontstaan, kunnen ze oog gaan ontwikkelen voor de verhoudingen. Als ze te snel worden ingeperkt door het gebruik van lijnen waarop letters rusten, is er een grotere kans op verkramping.
Tenslotte kan je er ook voor kiezen om de kinderen direct de letters van het lopende schrift aan te bieden. Het maakt dan niet uit in welk tempo een kind toe is aan het automatiseren, de natekenfase en de fase van het automatiseren kunnen in eenzelfde les bij verschillende kinderen zichtbaar zijn en er is geen gevaar voor inprenting van verkeerde motorische bewegingen. Deze letters lijken als ze los worden geschreven vaak op de drukletters en zijn ook makkelijker in boeken te herkennen. Het nadeel is dat de letters moeilijker zijn om te maken, dus dat het eerste schrijfonderwijs aanzienlijk langzamer verloopt dan bij een van de beide andere keuzes. Dit verschil is aan het einde van de eerste klas overigens weer verdwenen. Nadeel is ook dat sommige letters echt niet geschikt zijn om als eerste letterbeeld te worden geïntroduceerd. Het legt een leerkracht dus meer vast in de keuze van de letterbeelden. Het is raadzaam om eerst die letters aan te leren die binnen de lijnen blijven (m, n, s, v, w, z en dan in deze eerste periode ook een combinatie met een klinker als a/aa, e/ee of o/oo)
Even groot
Bied ik de verschillende lettertypes gelijktijdig aan?
Een keuze kan zijn om bij de introductie van een letterbeeld een schets te geven van de ontwikkeling van het beeld tot de kale letter die helemaal doorgaat tot hoe de kinderen de letter nu kunnen tegen komen in boeken en andere teksten. Het is belangrijk om direct duidelijk te maken dat er een onderscheid is tussen schrijfletters ‘dat is hoe we ze maken’ en leesletters ‘dat is hoe je ze kunt zien als je om je heen kijkt’. Het is gebleken dat er geen risico is voor kinderen om diverse letters visueel te leren kennen, zolang ze ze maar niet ook op al die manieren hoeven leren schrijven.
Het voordeel van dit gelijktijdig aanbieden is groot: ieder kind kan op eigen tempo uitdaging halen uit het aanbod en is instaat om te ontcijferen wat geschreven staat, ook als een letter er anders uitziet dan in het schrijfonderwijs aangeboden is. Het nadeel kan zijn dat erg eigengereide kinderen zichzelf een lettertype aanleren en dat vervolgens automatiseren. Daarom met nadruk: let op dat de kinderen de leesletters niet blijven overtekenen, want dan prenten ze de beweging weer teveel in.
Kan ik in de letterbeelden andere letters gebruiken dan die ik de kinderen laat natekenen?
Ja, je kan in de letterbeelden de kapitalen laten zien. ‘Zo is deze letter ontstaan.’ De kinderen kunnen zelfs de letter de eerst keer als kapitaal natekenen en vervolgens de dagen erop aangeleerd krijgen ‘zo schrijven we hem tegenwoordig’. De vraag is waarom je het zou doen. Als het is om de sterke beeldkracht van de letter, dan is die maar voor een enkele moment werkzaam, namelijk bij de introductie. De visuele ondersteuning, het ezelsbruggetje op het bord voor de kinderen die niet meer weten hoe de letters ook al weer wordt geschreven, is niet meer relevant. Als ze willen afkijken staat er immers een andere vorm dan ze moeten schrijven of natekenen. Tenzij de schrijfletter er direct bij getekend staat. Wij denken dat het voordeel minder groot is dan de eventuele verwarring die er ontstaat en dat een leerkracht die van plan is de kinderen niet in de kapitalen te laten schrijven beter door kan zoeken naar een krachtig en kunstzinnig beeld van de schrijf- of blokletter in het letterbeeld. Maar hier past ook enige nuancering; de keuze die je maakt is ook sterk afhankelijk van het moment in het jaar. Als de kinderen al veel letters kennen en eenmaal op deze wijze een letter geïntroduceerd krijgen, omdat de leerkracht een prachtig beeld kan maken van een kapitaal en niet van de schrijfletter, dan hebben ze het principe inmiddels heus door en kan dit geen kwaad.
In welk lettertype schrijf ik mijn teksten op het bord?
Dit is een keuze die sterk afhankelijk is van wat je met de bordtekst gaat doen. Als je die voornamelijk gaat gebruiken om leesoefeningen te doen, letters te laten herkennen die kinderen hebben geleerd, dan gebruik je de leesletters. Schrijf je echter een tekst op het bord met als hoofddoel om de kinderen het goede voorbeeldgedrag van schrijven te geven, of wil je de kinderen de tekst laten overschrijven, dan gebruik je de schrijfletters. Leesteksten kan je beter al vooraf op het bord hebben staan, de kinderen hoeven niet te zien hoe je deze letters vormt. Schrijfvoorbeelden geef je waar de kinderen bij zijn. Overigens kan je dit alleen doen met de letters die de kinderen ook echt al hebben aangeleerd en is dit meestal in de eerste periode nog niet voldoende om meer dan enkele woorden te laten (over)schrijven.
Kan ik ook al klinkers aanbieden?
Naast de enkele medeklinkers, is het belangrijk om ook ten minste één klinker aan te bieden, omdat er zo al spelenderwijs woorden gevormd kunnen worden. Het is aan te bevelen om de korte en de lange versie naast elkaar direct in te oefenen. Dus o en oo worden in dezelfde periode geïntroduceerd. Wanneer de kinderen in het lopende schrift leren schrijven, kan de lange versie het beste direct aan elkaar worden geschreven. Het verschil tussen o en oo is dan veel meer navoelbaar; omdat het een ander schrijfgebaar is geworden.
De klinkers worden niet in de letterbeelden aangeboden, omdat ze meer de gevoelsstemming in een woord uitdrukken. De oefeningen die de kinderen doen om deze groep letters te leren kennen zijn dan ook heel verschillend van de medeklinkers. De kinderen ervaren het meer open karakter van de aa en het meer omhullende of doffere karakter van de a als ze bijvoorbeeld de woorden maan en nacht naast elkaar als stemming uitbeelden. Euritmie is bij uitstek een vak waarin deze oergebaren van de klinkers voor de kinderen beleefbaar worden. Veel klassenleerkrachten gebruiken ook de euritmische gebaren van de klinkers om de kinderen te helpen deze groep letters te leren onthouden en herkennen. Lange tijd is het gebruikelijk geweest om de introductie van de klinkers uit te stellen tot de adventstijd. Dan kwamen de engelen de klinkers brengen. Wij denken dat het niet raadzaam is om te wachten tot advent met het aanbieden van de eerste klinkers, maar zien wel dat het een mooi beeld is om in de adventtijd de klinkers die nog niet aan bod zijn geweest aan te leren.
Hoeveel letterbeelden kan ik het beste aanbieden in deze eerste periode?
In het begin is twee letterbeelden per week realistisch. Omdat er immers ook veel tijd wordt besteed aan de oefeningen van de rechte en gebogen lijnen. Als de eerste periode vier weken duurt, kunnen de kinderen 6 letters hebben aangeleerd en één klinkerpaar (o-oo, a-aa, e-ee). In een heemkunde periode kunnen ook nog een paar medeklinkers worden geïntroduceerd.
Welk formaat papier kan ik het beste gebruiken?
Zeker in de natekenfase is het van groot belang om de kinderen groot te laten werken. Prent iedere beweging in vanuit grote vormen, teken met hele armbewegingen in de lucht, laat de kinderen lopen, teken met stokken in het zand van de zandbak. Werk uitsluitend op ongelinieerd papier. Hoe meer ieder kind de mogelijkheid krijgt de eigen vormen te leren maken, hoe meer je werkt aan de ontwikkeling van vormkracht en het gevoel voor verhoudingen. Dat is sterkend voor het wilsgebied. Kies voor de schriften in de eerste klas altijd het grote formaat.
Potloden of krijtjes?
Wat de handschriftontwikkeling betreft is het beter om de kinderen bij de motorische inprenting te laten werken met zachte, driekantige potloden. In de natekenfase is het minder belangrijk en kunnen krijtjes en blokjes gebruikt worden. Het voordeel van het gebruik van krijtjes is dat de lijnen dikker zijn en met meer weerstand op het papier kunnen worden gevormd. Hierdoor hebben kinderen meer grip. Bij potloden en gladder papier, glijdt het materiaal meer en wordt iedere kleine willekeurige beweging direct in het schrijfspoor zichtbaar.
Een voorbeeld van invulling voor de eerste periode
Taalperiode 1 7 – 29 september (14 lessen)
In deze periode werd een begin gemaakt met het leesonderwijs. Naar aanleiding van vertelde verhalen werden tekeningen gemaakt waaruit de letterbeelden ontstonden. Op deze manier leerde de klas resp. de letters v, s, k en m. Deze letters werden gelezen en op de juiste wijze geschreven; er werden woorden verzonnen waarin ze voorkwamen; ook werd geoefend met het herkennen van een klank in een woord. De laatste lessen maakte de klas enkele werkbladen, waarbij de vorm en de klank van de betreffende letters moesten worden herkend.
Enkele keuze momenten zijn pas in latere periodes aan de orde, die beschrijven we hieronder. De periode indeling is bij benadering. Bij deze globale indeling zijn we uitgegaan van periodes van vier weken.
Hier worden de meeste klinkers in combinaties aangeleerd. Er wordt aandacht besteed aan de stemmingen die horen bij de klinkers. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de lange klinkers en de korte klinkers. De lange klinkers worden direct aan elkaar geschreven.
De meest voorkomende medeklinkers zijn aan het einde van de periode bekend voor ieder kind. De introductie van nieuwe medeklinkers kan overigens ook in een tussentijdse andere periode in een lager tempo doorgaan. Er wordt veel tijd besteed aan de inprenting van de schrijfwijze en er wordt dagelijks aandacht besteed aan het ontwikkelen van een correcte potloodgreep en een juiste zithouding.
Keuzes in deze periode
Hoeveel letterbeelden kan ik het beste aanbieden in deze tweede periode?
Wanneer de periode 4 weken duurt, kunnen alle klinkercombinaties worden aangeleerd en enkele medeklinkers. Het tempo is sterk afhankelijk van de klas.
Hoe maak ik een onderscheid tussen de klinkers en de medeklinkers?
De medeklinkers hebben een meer gevormd karakter, zij zijn als de pijlers van een brug. De kinderen leren de medeklinkers aanvankelijk vanuit een letterbeeld kennen; vanuit een visueel beeld. De klinkers zijn de letters die stromen, je kan ze lang aan houden. Je kan ze zingen. Zij zijn als het water dat onder de brug doorstroomt. Zij geven kleur aan de gevoelsstemming die bij een woord hoort. Door de klinkers drukken wij de emotie uit in de taal. De kinderen leren de klinkers vooral vanuit deze klankstemmingen kennen. Het is een goed gebruik om woorden te zoeken die de zielenstemming uitdrukken die hoort bij de betreffende klinker. De [o] in het woordje grot, past bijvoorbeeld goed bij de meer omhullende, ingesloten sfeer van een grot. De [oo] in het woord groot, geeft goed de helderheid en grootsheid van het woord groot aan.
Welke begrippen zal ik aanleren?
Het is verstandig om de kinderen direct de begrippen klinker en medeklinker aan te leren. Het is ook raadzaam om direct te leren een onderscheid te maken tussen de lange klanken en de korte klanken.
Een voorbeeld van doelstellingen voor de tweede periode
Taalperiode 2 28 november – 23 december (15 lessen)
De eerste les van deze periode werden de ‘lange’ klinkers (‘stroomletters’) geïntroduceerd: de aa, ee, ie, oo en uu. Er werd geoefend met het herkennen van deze klanken in woorden van één lettergreep. Het horen en herkennen bleek voor de meeste kinderen gemakkelijker dan de klank-tekenkoppeling. De kinderen schreven door mij gedicteerde MKM-woorden (medeklinker, klinker, medeklinker) op, op zandplanken of in hun schrift. Later gingen ze die woorden ook lezen. In de derde week kwamen de ‘korte’ klinkers erbij: de a van appel, de e van elf, de i van ik, de o van os en de u van ukkepuk. Verder werden de h(ertjesletter, de w(aterletter )en de t(omteletter) geleerd. De klas schreef enkele korte tekstjes over van het bord of van een vel papier, die we daarna vaak lazen. Én sommige kinderen gingen zelf verhaaltjes schrijven. Er werd flink geoefend, steeds.
Verder studeerden we, voornamelijk in periodetijd, een kerstspelletje in – teksten en liedjes.
De resterende letters worden geïntroduceerd. De kinderen schrijven eigen teksten en leren onbekende teksten lezen. Op de meeste scholen wordt er vanaf dit moment los geschreven, maar wel al met de vormen van de letters uit het lopende schrift. Op scholen die dat al vanaf het begin deden, is er geen omschakeling nodig en blijven de letters geschreven zoals voorheen. Er wordt nog steeds dagelijks aandacht besteed aan de basale schrijfoefeningen zoals genoemd in hoofdstuk 4.
Keuzes in deze periode
Hoeveel letterbeelden kan ik het beste aanbieden in deze derde periode?
Het streven in deze periode zou moeten zijn om alle resterende letters aan te leren. Inmiddels kunnen de kinderen een hoger tempo goed aan en is een uitvoerige introductie vanuit het beeld meestal niet meer nodig, omdat de meeste kinderen het basale leesprincipe inmiddels zullen beheersen. Innerlijk kunnen zij het proces van beeld naar letter voltrekken. Na de invoering van de letters breekt na deze derde periode een tijd aan waar veel aandacht aan de motorische inoefening zal moeten worden besteed.
Hoe zal ik de omschakeling maken naar de lettervormen van het lopende schrift? (voor leerkrachten die niet direct de letters van het lopende schrift hebben aangeboden)
De kinderen kan verteld worden dat er een manier is waarop de letters later makkelijker geschreven kunnen worden, wanneer ze woorden aan elkaar gaan schrijven. En dat het belangrijk is om die goede manier nu aan te leren. De kinderen kunnen direct alle letters die ze al kennen visueel aangeboden krijgen: kijk zo zien ze er dan uit. Vervolgens moet er per letters goed worden ingeprent. Het best is om hier gedurende een tijd intensief aandacht aan te besteden. Alle voorbereidende schrijfoefeningen staan in het teken van het inprenten van de correcte schrijfwijze voor de letters van het lopende schrift. Wanneer er bij de eerste letterbeelden in de natekenfase vooral die letters zijn gekozen die sterk lijken op de letters van het lopende schrift, duurt deze fase van inprenting minder lang. Scholen die ervoor kiezen om langer door te schrijven in een van de andere lettertypes, moeten deze omschakeling verderop in het jaar inplannen. Wanneer veel kinderen echt in de fase van de automatisering zijn gekomen; merkbaar omdat ze sneller schrijven, of een karakteristiek handschrift ontwikkelen, dan is het tijd om over te stappen. Dit omdat er anders tweemaal geautomatiseerd moet worden. Hou dit steeds goed in de gaten en stel de periodeplanning bij waar nodig.
Een voorbeeld van de invulling van de derde periode
Taalperiode 3 30 januari – 18 februari (11 lessen)
In een hoog tempo werden alle letters die nog niet waren behandeld geïntroduceerd: de b(olle buik) en d(ikke derrière), de f(agot), de g(ouden gans), de j(ojo), de n(aald en draadletter), de r(aponsje). De c, de q en de x werden genoemd maar niet echt besproken, bij de andere letters werden woorden verzonnen, geschreven en gelezen. De klinkers kregen veel aandacht. We deden oefeningen om het verschil tussen de korte en de lange vocaal te horen.
Vrijwel dagelijks waren er woorddictees; slechts enkele kinderen konden ook korte gedicteerde zinnetjes opschrijven. De klas leerde een klassenalfabet, waarin alle namen van de kinderen waren verwerkt; de letters werden in dat alfabet bij hun ‘officiële’ namen genoemd. Dit alfabet werd door de kinderen opgeschreven in hun alfabetboekje; daar was te weinig tijd voor, de boekjes zullen in de volgende periode worden afgemaakt.
De vierde en latere periodes
Hier is het leesonderwijs echt op gang gekomen. Er wordt aandacht besteed aan schrijf – en leesstrategieën. De eerste eenvoudige spellingcategorieën worden behandeld.
Keuzes in deze periode
Hoeveel dubbelklanken kan ik het beste aanbieden in deze eerste periode?
In ieder geval de oe en de ui zouden op dit moment aangeboden moeten worden. Afhankelijk van het tempo van de klas, kan dat ook al eerder zijn gebeurd. In dezelfde periode ui en eu aanleren wordt afgeraden. Dit werkt verwarrend. Enkele spelling categorieën kunnen worden aangeboden. Vaak wordt in deze tijd begonnen met het lezen in groepjes of tweetallen. Een systeem van peer tutoring waarbij kinderen uit hogere klassen leesmaatjes zijn voor de eerste klassers, geeft het meeste rendement.
Hoeveel spellingcategorieën kan ik behandelen?
Het is zeker dat alle spellingcategorieën die in de eerste klas worden aangeboden, ook in de tweede klas weer aan bod zullen moeten komen.
Een voorbeeld van doelstellingen voor de vierde periode
Taalperiode 4 18 april – 19 mei (15 lessen)
Deze periode heeft de klas zich weer een flink aantal nieuwe dingen eigen gemaakt. We leerden de oe, de ui, de ei, de ch en de sch lezen, veel kinderen kunnen die klanken ook schrijven. De r hebben we leren kennen als plaagletter: als hij achter de ee of de oo staat, vervormt hij daarvan de klank. We werkten met ‘je’ als achtervoegsel dat verkleint, soms wordt het kleintje gevormd door ‘pje’ of ‘tje’. Er zijn woordkettingen geregen en alfabetkettingen geproduceerd. Alle kinderen hebben gelezen met vijfdeklassers, met zesdeklassers en met mij. Verder was het instuderen van “het dappere snijdertje” onderdeel van de lessen. Zowel in de periodelessen als daarbuiten oefenden we de teksten mét bewegingen, we stonden bijvoorbeeld voor hoge bergen en knepen water uit stenen tot we er rode koppen van kregen, we vielen als dode vliegen neer.
In deze paragraaf besteden we kort aandacht aan enkele gegevens zie zijdelings te maken hebben met het aanleren van een goed handschrift, maar waar iedere eerste klas leerkracht wèl mee te maken krijgt. Omdat we hiermee afdwalen van het oorspronkelijke inhoud, is het slechts in aanzet.
Kinderen die al kunnen lezen bij het begin van de eerste klas
Het automatiseren van het leesprincipe kan bij sommige kinderen heel snel en vloeiend verlopen. Ze kunnen vaak ‘opeens’ als vanzelf schrijven en lezen. Deze kinderen, die vaak ook al hebben leren lezen in de kleutertijd, kunnen in deze eerste periode al goed gewezen worden op de mogelijkheden om communicatief te zijn op papier. Ze kunnen zelf teksten schrijven, zelf teksten stempelen (wanneer de motorische ontwikkeling niet gelijk loopt met de leesontwikkeling), zelf woorden verzinnen die horen bij de letterbeelden die behandeld worden. Wees in dat geval aanvankelijk niet te streng op het correct vormen van de letters. Daarvoor hebben ze misschien wel wat meer tijd nodig. Wanneer kinderen het gevoel krijgen afgestraft te worden op iets wat ze nog niet zo goed kunnen (het schrijven van de letters) gaan ze misschien verbergen wat ze wel al beheersen (het communicatief vaardig zijn op papier en het kunnen lezen). Laat hen soms een stukje tekst voorlezen. In latere periodes van het jaar is het belangrijk om deze kinderen steeds weer even verder op weg te helpen. Zij moeten niet gedwongen worden het hele aanvankelijke lezen steeds klassikaal mee te oefenen. Wat de ontwikkeling van het handschrift betreft volgen ze meestal wel het programma van de klas, omdat voor hen geldt dat ook zij de juiste schrijfwijze motorisch moeten kunnen inprenten. Kinderen die snel leren en snel de lesstof begrijpen hebben vaak moeite met het in hun ogen zinloos herhalen van een oefening. Het moet voor hen duidelijk zijn waarom er zo hard geoefend moet worden op het leren schrijven van de letters. Wanneer de opdracht duidelijk en uitdagend is en de zingeving voor de kinderen ook, kunnen veel problemen met tegenzin over de automatisering worden verholpen. Wanneer bij de herfstsignalering blijkt dat de kinderen al goed kunnen lezen, is het raadzaam om een aangepast leesprogramma te maken. Laat deze kinderen regelmatig een stukje lezen, bespreek met hen wat ze moeilijk vinden en help hen daarmee verder, ook als dat tempo een stuk hoger ligt dan van de rest van de klas. Voor dit soort gesprekjes en leesmomenten, kan ‘de kijkwijzer lezen’ zoals opgenomen in ‘Taal in beeld’ en ‘Kinderen leren lezen’ een goed instrument zijn. Kinderen die al op jonge leeftijd goed technisch kunnen lezen, maken soms niet vanzelfsprekend de overstap naar het begrijpend lezen. Ze ervaren minder plezier aan het lezen, omdat ze het louter als een technisch kunstje blijven zien; in korte tijd woorden foutloos kunnen uitspreken. Voor dergelijke kinderen kunnen de kleine gespreksmomenten zoals hierboven beschreven, helpen om hen te leren zichzelf vragen te stellen over een tekst. Wie kwamen er allemaal voor in het boek? Zou je daar vrienden mee kunnen zijn? Waarom? Het bijhouden van een leesdagboekje waarin een kind bijvoorbeeld bijhoudt welke dieren er in het boekje voorkomen, of welke dingen je te weten kunt komen van de hoofdpersoon, kan een nieuwe en enthousiasmerende impuls aan de kinderen die al kunnen lezen geven.
Kinderen die meer tijd nodig hebben voor het eerste lezen en schrijven
In de publicatie ‘kinderen leren lezen, naar een protocol leesproblemen en dyslexie in de vrijescholen’, staan allerlei ideeën voor kinderen waar het aanvankelijk lezen en schrijven niet vanzelfsprekend verloopt. Door na iedere taal periode de doelen van die periode per kind te evalueren en bij te stellen en daarnaast in de herfst een moment te nemen – herfstsignalering- om alle vaardigheden die met het aanvankelijk lezen en schrijven een rol spelen te toetsen, kunnen de kinderen met problemen op tijd in beeld zijn. Deze kinderen hebben meer oefentijd en instructie tijd nodig. Juist omdat in de vrijescholen het eerste lezen en schrijven in een lager tempo wordt aangeboden dan op de meeste scholen is het van belang om de kinderen die daarin uitval vertonen wel goed te ondersteunen. Wanneer dat niet zou gebeuren, zouden veel kinderen die leesproblemen hebben of dyslexie, te laat onderkend worden. Ook hierover is in ‘Kinderen leren lezen’ informatie te vinden. Voor het overzicht en de volledigheid nemen we het protocol dyslexie klas 1 hieronder over. Er zijn enige aanpassingen ten opzichte van de originele publicatie en die hebben te maken met het verschijnen van het eerste gedeelte van deze publicatie over motoriek.